Vlees ligt onder vuur. Opnieuw. Nu vanwege een kritisch rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de vleesketen. Het bedrijfsleven en de overheid slagen er niet in de veiligheid van het vlees in de schappen te waarborgen, concludeert de onderzoeksraad.
De raad slaat alarm. Over gesjoemel met
omgekat vlees, onvoldoende controle op hygiëne en het ernstige tekort aan moreel besef in de branche om de voedselveiligheid te borgen. Bovendien zou de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), belast met de keuringen van het vlees, door bezuinigingen zijn uitgehold en verkeerd zijn georganiseerd.
Het kabinet reageerde onmiddellijk en zegt orde op zaken te gaan stellen. Staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) kondigt een ‘fundamentele herziening van het toezicht en de keuring’ aan. ‘Het lik-op-stuk-beleid wordt versterkt’, meldt Dijksma.
Voedselfraude moet inderdaad keihard worden afgestraft. Partijen die een rotte appel zijn omdat ze een kwalitatief goed en voedselveilig product niet kunnen garanderen, horen niet thuis in de vleesketen. Dat is helder. Maar door de uitkomsten van het rapport krijgt het product vlees een slecht imago. En dat slechte imago straalt af op de hele branche. Ook op de ambachtelijke slager, waar heel
andere processen gelden. Consumenten kopen hun vlees bij een slager omdat deze vakman betrouwbaar is. Hij is
ervaren en deskundig. De productielijnen zijn vaak kort, juist om de kwaliteit van het vlees te kunnen waarborgen. Slagers moeten en kunnen daar nog beter op inspelen. Nu wordt het hoofd van alle slagers op het hakblok gelegd en dat is onnodig.