Rosenthal: ‘Meer samenwerking en meer focus op exportkansen varkenshouderij’

28 oktober 2015 Vleesmagazine

De varkenshouderij heeft nog te veel de focus op Noord-West Europa. Dat zegt Uri Rosenthal, voorzitter van de regiegroep Vitale Varkenshouderij. ‘Echter, dit is een krimpende markt met zware concurrentie’, zegt hij. Het vizier zal volgens hem dan ook beter en meer moeten worden gericht op de exportkansen die er zijn.

‘Er is een ongelijke verdeling van de marges in de varkenshouderij. In Nederland verdient iedereen een boterham aan de varkenshouderij, behalve de varkenshouder zelf. Dat is niet nieuw, maar het is wél belangrijk om deze constatering te doen, zodat we vanaf daar kunnen bouwen aan een gezonde situatie in de keten. Je moet immers éérst de diagnose stellen, alvorens je kunt werken aan herstel', aldus Rosenthal aan de vooravond van een reeks bijeenkomsten waar de Nederlandse varkenshouders worden geraadpleegd over zijn bevindingen. De meningen en ideeën van de varkenshouders worden meegenomen naar de tweede fase van het traject Vitale Varkenshouderij.

Onderbenutting

‘Wereldwijd en met name in Azië en Afrika stijgt de vraag naar varkensvlees en delen van het varken die wij in Europa niet eten, zoals poten, staarten, oren en snuiten. Op dit moment is er sprake van onderbenutting van de waarde van het varken. Wij moeten het hele Holland Varken verkopen, niet alleen in Europa, maar wereldwijd voor de prijs die het waard is.’ Ook de verwaarding van het zogenoemde vijfde kwartier wordt volgens Rosenthal niet voldoende benut. Het vijfde kwartier is al het andere dat van een varken overblijft, zoals bloed en botten, dat gebruikt wordt als grondstof voor diverse industrieën.

Betere ketenstructuur

Het gebrek aan samenwerking in de keten belet de varkenshouderij momenteel om de betere prestaties uit de markt te halen, constateert Rosenthal verder. ‘Een betere ketenstructuur is nodig. Ook voor de afzetpromotie en kennismarketing. Varkenshouders moeten richting de markt als collectief optreden. Samen een vuist maken en meer samenwerken met andere partijen, zodat de varkenshouder niet de laatste restjes van de marge krijgt, maar een eerlijke prijs.’ Door de versnippering in de sector worden varkenshouders uitgespeeld door andere schakels in de keten. Verlaging van kosten voor voer en mest worden volgens Rosenthal nu ook niet vanuit de kracht van het collectief opgepakt, terwijl dat wel zou moeten. ‘Overigens moeten varkenshouders zich niet alleen richten op kostenreductie, maar óók op het verhogen van het rendement. Een krachtig collectief is daarbij onmisbaar’, meent hij.

Groeiende vraag

Minder varkens leiden niet tot prijsherstel, geeft Rosenthal aan. ‘Er is wereldwijd een groeiende vraag naar kwalitatief goed én voedselveilig varkensvlees. Nederland kan dat efficiënt produceren. Als wij minder varkens gaan houden, zullen andere landen snel ons marktaandeel overnemen. Prijsherstel blijft uit en Nederland blijft slechts met een kleine sector over. Wij moeten ook beter inspelen op de vraag uit de markten, zoals de vraag naar duurzaam geproduceerd vlees. Nauwere samenwerking in de keten kan hieraan bijdragen.’

Ruimte voor doorgroeien

Voor varkenshouders die geen toekomstperpectief hebben, moet volgens hem gekeken worden naar wat nodig is om op een verantwoorde manier te kunnen stoppen. ‘Daardoor ontstaat ruimte voor andere varkenshouders die wel kunnen doorgroeien.’

Altijd op de hoogte blijven?