Wees nou eens eerlijk, hoeveel van de twee dozijn maaltijden die je afgelopen week naar binnen werkte waren nu echt gedenkwaardig? Fan-tas-tisch geluncht op je werk vandaag? Of stond je toch weer snel een broodje ham naar binnen te proppen? En die snelle pasta van gisteravond, was die echt de moeite waard als je ook de tijdsinvestering van het koken, boodschappen doen en afwassen meeneemt? Had je in die tijd niet beter diep in de ogen van je partner kunnen kijken, je kinderen kunnen voorlezen, gaan hardlopen of een gedicht kunnen schrijven? Dan hebben we het nog niet over die milieubelasting van de verpakkingen, het verbrande aardgas en boodschappenbenzine, je half januari al gebroken voornemen maar één keer op te scheppen, en het feit dat de helft van de broccolistronk aan het eind van de week verlept de prullenbak in gaat. Want je houdt eigenlijk helemaal niet van broccoli.
Als je er zo over nadenkt is dat hele koken en eten eigenlijk maar een geld, tijd en energie verspillende bezigheid. Waar je nog van aankomt ook. Enter Soylent. De voedselvervanger met de slechtst gekozen naam ooit. Vernoemd naar de dystopische sciencefictionfilm Soylent Green uit 1973 waarin de ganse wereldbevolking leeft op het gelijknamige voedingsmiddel, gemaakt van soja en linzen maar dat feitelijk uit menselijke resten blijkt te bestaan. Spoiler, trouwens.
Soylent anno 2024 bestaat gelukkig uit linzen noch mensen, maar uit een uitgebalanceerde mix van eiwitten en koolhydraten aangevuld met vetten en essentiële vitaminen en mineralen. In poedervorm. Want, zo ontdekte bedenker Rob Rhinehart (dat is dan wel weer een goede naam), het maakt onze cellen waarschijnlijk niet veel uit of ze hun voedingsstoffen van een poeder of uit een appel krijgen. Inmiddels zijn er naast Soylent een hoop alternatieven op de markt, ook in Nederland. Het idee: een paar keer per week eet je met vrienden of ga je geweldig uit eten. De gebruikers zien eten als een soort vrijetijdsbesteding, zoals naar de bioscoop gaan. De rest van de maaltijden zien ze als ‘corveevoer’.
Ik zie wel iets in dit idee. Maar hoe zou het zijn voor een foodie als ik om op een maaltijdvervangend poedertje te leven? Ik besluit het een week te gaan proberen. Dit spul is namelijk vrij eenvoudig zelf te maken met producten uit de gezondheid- en fitnesswinkels. Meneer Wateetons: foodmcgyver. Mijn mix bestond uit 40 procent koolhydraten (maltodextrine, sojameel en fijn gemalen havermout), 35 procent eiwitten (whey proteïne) en 25 procent vetten (olijfolie) aangevuld met vezels, visolie en multivitamine, calcium-, magnesium-, choline en zwavelsupplementen. Om het leven nog enigszins dragelijk te maken stond ik mezelf ‘s avonds een glas wijn (je moet die pillen ergens mee wegkrijgen) en twee stukjes chocolade toe. Samen met wat koffiemelk gedurende de werkdag maakte dat circa 2000 kilocalorieën. Uit de aantekeningen: dag 1: “Wat Ontzettend Veel poeder! Dankzij de smaak ‘chemische banaan’ van de proteïne is het nog opvallend goed te zuipen. Geen honger.” Dag 2: “Saaaai. Probeer Soylent pannenkoeken te maken. Wordt heel vies.” Dag 3: “Supersaaaaai. Mijn urine ruikt alsof ik een pak pannenkoekenmeel heb gegeten. Wat ergens wel klopt.” Dag 4: “Partner eet sushi, ik drink zoete havermoutpap. Kill me. Volgens mij gaan mijn tanden los zitten.” Dag 5: “Een werkweek is eigenlijk ook een week, toch? Exit poeder. Ik ga een broodje ham halen.”
Conclusie: maaltijdpoeders zijn een interessant concept, met ontegenzeggelijk voordelen voor tijd, duurzaamheid, geld en gewichtsbeheersing. Maar voor mij toch liever die pasta. Of dat broodje ham. Van de slager natuurlijk.