Het moet rond de kerstdagen zijn geweest. Een jaar of veertig geleden. We zaten als gezin rond een keurig gedekte tafel. Op het menu stond kip. Althans, zo kondigde mijn moeder het hoofdmenu aan. Ik vond het wel een vreemde kip. Het smaakte anders. Veel poot ook voor zo’n beest. Maar ach, ik had geen reden te bedenken dat dit wel eens de tweede keer kon zijn (de eerste keer was rond Sinterklaas) dat mijn moeder niet de hele waarheid tegen mij vertelde.
Pas tijden later werd duidelijk dat we die kerst konijn hadden gegeten. Niet Flappie, zoals zo treffend bezongen door Youp van ‘t Hek. Want dat had ook maar zo gekund. Maar één van de poelier. Het was ook de laatste keer trouwens, zover ik mij herinner. Of dat te maken had met de afkeer die mijn zusje en ik hadden tegen het eten van zo’n schattig, lief konijntje of met de tijdgeest, weet ik niet.
Inmiddels zijn we vier decennia verder en tovert mijn man met enige regelmaat een konijn of een ander lekker stukje wild op tafel. Hij is van Griekse komaf en een veel gegeten gerecht daar is stifado: stoofpot van konijn.
Ook in Nederland neemt de vraag naar wild ieder jaar toe. Slager Edwin van Leeuwen bestelde voorzichtig twee damherten. Dat liep geweldig. Nu is het vlees in zijn twee winkels niet aan te slepen. Het is gezond en mager en rijk aan ijzer en eiwitten.
Wildproducten worden bovendien steeds toegankelijker voor een breed publiek en consumenten willen steeds vaker het hele jaar door wild eten. Hier liggen dus kansen voor de ambachtelijke slager. Wel is het belangrijk om te weten wat de do’s en de don’ts zijn, want jagen op wild en gevogelte, inkopen en verwerken mag niet zomaar. Daarover leest u in deze Vleesmagazine met het thema ‘wild’ uiteraard alles.
Trouwens; vorige week hebben mijn kinderen een konijntje gekregen. Mag u raden hoe het diertje heet...inderdaad: Stifado.